In dit artikel...

    Add a header to begin generating the table of contents
    Scroll to Top

    Graves en zwangerschap

    Als u de ziekte van Graves hebt en daarvoor behandeld wordt en zwanger wilt worden of zwanger bent, bespreek dit dan tijdig met uw huisarts of gynaecoloog. Ook indien u in het verleden behandeld bent geweest voor de ziekte van Graves, bespreekt u dit het best vooraf met uw arts omdat de ziekte terug actief kan worden. 

    Ook wanneer de ziekte van Graves (of andere schildklierproblemen) in uw familie voorkomen, doet u er best aan om dit met uw arts te bespreken.
    De ziekte van Graves kan tijdens of direct na de zwangerschap ook voor de eerste keer optreden, zonder dat u voordien enig schildklierprobleem hebt gehad.

    U hebt in het verleden de ziekte van Graves gehad

    U hebt in het verleden de ziekte van Graves gehad en u bent daarvoor reeds afdoende behandeld. Indien u zwanger wilt worden, laat dan liefst voordien of meteen als u weet dat u zwanger bent, de schildklierfunctie en antistoffen (TSI) bepalen. 

    Een goed behandelde hyperthyreoïdie geeft geen bijzondere risico’s voor de zwangerschap. Een goede regelmatige controle door de endocrinoloog en/of gynaecoloog is echter absoluut noodzakelijk. Uit onderzoek is gebleken dat er dan geen grotere kans bestaat op een miskraam, een vroeggeboorte of aangeboren afwijkingen bij de baby dan bij andere zwangerschappen. Uw schildklierfunctie zal tijdens de zwangerschap nauwgezet worden opgevolgd middels bloedafnames. 

    Controle van antistoffen

    Na een succesvolle behandeling van de ziekte van Graves kan de schildklier normaal functioneren, maar kunnen de TSI afweerstoffen (thyroïd stimulerende immuunglobulinen) nog steeds aanwezig zijn. Dit kan ook het geval zijn bij vrouwen die behandeld werden met een schildklieroperatie of radioactief jodium. Bij hen kunnen die TSI aanwezig blijven, ook als u een normale schildklierfunctie hebt. Dit kan ook voorkomen wanneer iemand na een schildklier-operatie of na een behandeling met radioactief jodium een te langzame schildklierfunctie heeft gekregen of geen schildklierfunctie meer heeft, en daarvoor schildklierhormoon inneemt. 

    Deze antistoffen kunnen overgaan naar het ongeboren kind en negatieve effecten uitoefenen op de schildklier van het ongeboren kind, vooral in de laatste fase van de zwangerschap. Als deze antistoffen in het bloed van het kind komen, dan kan deze in de eerste weken na de bevalling hyperthyreoïdie-verschijnselen vertonen. Een dergelijk risico is door controle van het gehalte antistoffen in het bloed vooraf goed te voorspellen en kan ook via echoscopie en monitoring van de foetale hartslag beoordeeld worden, zonder gevaar voor de baby. 
    Na de geboorte zal de baby indien nodig speciaal opgevolgd worden door de pediater. 

    Toediening van kunstmatig schildklierhormoon

    Indien u na een behandeling van de ziekte van Graves kunstmatige schildklierhormonen moet nemen omdat uw schildklier uit zichzelf te weinig schildklierhormoon produceert, dan zal de dosis tijdens de zwangerschap waarschijnlijk moeten verhoogd worden. De groeiende baby is in de eerste maanden van de zwangerschap namelijk van de moeder afhankelijk voor de toelevering van schildklierhormoon. Aangenomen wordt dat de foetale schildklier ongeveer halverwege de zwangerschap voldoende ontwikkeld en gestimuleerd is om bij te dragen aan de schildklierhormoonvoorziening van de foetus. Vóór die tijd is de foetus afhankelijk van maternaal schildklierhormoon. Meestal heeft een zwangere vrouw dan 25% – 50% méér schildklierhormoon nodig. 

    Een tekort aan schildklierhormoon kan aan de basis liggen van een miskraam, aangeboren afwijkingen, een mentale achterstand enz. 
    Het gebruik van kunstmatig schildklierhormoon is veilig. Onderzoek wijst uit dat er dan geen verhoogde kans is op aangeboren afwijkingen bij de baby en ook niet op een miskraam of een vroeggeboorte. 
    Nauwgezette opvolging door de gynaecoloog met bloedafnames om de 4-6 weken is alleszins noodzakelijk.

    U wordt behandeld voor de ziekte van Graves

    Indien u behandeld wordt voor de ziekte van Graves en zwanger wilt worden of zwanger bent, moet u uw behandelend arts en uw gynaecoloog daarover zo snel mogelijk informeren. 



    Bij voorkeur moet de behandeling zijn afgerond voor u zwanger wordt. U gebruikt dus het best een voorbehoedsmiddel tot de ziekte onder controle is. De ziekte van Graves met een verhoogde produktie van schildklierhormoon verhoogt immers de kans op een miskraam, zwangerschapshypertensie, vroegtijdige geboorte, een laag geboortegewicht, groeivertraging, doodgeboorte en kan bij de moeder o.m. hartfalen veroorzaken.

    Sommige vrouwen met de ziekte van Graves ondervinden in het eerste trimester van de zwangerschap ook een opstoot van symptomen. Nadien is er doorgaans een verbetering in het tweede en derde trimester. Ook na de geboorte kunnen de symptomen opnieuw verergeren. 

    • Indien de behandeling nog niet is afgerond en u toch zwanger wenst te worden, dan kunt u in overleg met uw arts besluiten om de schildklier operatief te laten verwijderen, waardoor de overproductie van schildklierhormoon snel en definitief wordt opgelost.

    Indien nodig (bij ernstige probleem of wanneer zeer hoge dosissen van schildklieremmers vereist zijn) kan een operatie ook tijdens de zwangerschap worden uitgevoerd. Dat gebeurt dan bij voorkeur in het tweede trimester. 

    • Een behandeling met radioactief jodium mag alleszins niet worden toegepast als u zwanger bent. Na een behandeling met radioactief jodium moet u minstens 6 maanden wachten om zwanger te worden. Ook borstvoeding mag u niet geven na een behandeling met radioactief jodium.

    • De behandeling met schildklierremmers moet tijdens de zwangerschap worden aangepast. 

    Tijdens de eerste drie maanden moet in plaats van strumazol, PTU (propylthiouracil) worden gebruikt. In het tweede trimester is het aan te bevelen om weer strumazol te gebruiken.
    Tijdens de zwangerschap wordt gestreefd naar een zo laag mogelijke dosis van schildklierremmers omwille van mogelijke negatieve effecten op de foetus. Daarom wordt tijdens een zwangerschap overgeschakeld van een combinatie van hoge dosis schildklierremmers met schildklierhormonen naar een monotherapie (titratie) met alleen schildklierremmers. Indien mogelijk wordt de dosis verminderd vanaf het tweede trimester van de zwangerschap.

    Na de bevalling kan meestal weer begonnen worden met de gewone combinatietherapie (block and replace) of gewoon weer ( of nog steeds) titratie.

    Het wordt niet aangeraden borstvoeding te geven bij het gebruik van schildklierremmers, of de dosis alleszins zo laag mogelijk te houden tijdens borstvoeding. Bespreek dit met uw arts.

    Bijkomende controles

    • Om de 4-6 weken zal uw schildklierfunctie middels een bloedonderzoek onderzocht worden. Na 20-24 weken zal ook het gehalte TSH-antistoffen in het bloed worden gemeten.

    • Bij vrouwen met verhoogde antistofwaarden of waarvan de overproductie van schildklierhormoon nog niet onder controle is, zal de toestand van de foetus opgevolgd worden met maandelijkse echografiën (hartslag, groei, vruchtwatervolume…) 

    • Wanneer er een vermoeden of onduidelijkheid bestaat over mogelijke schildklierproblemen bij de foetus, kan een bloedmonster uit de navelstreng (cordocentese) worden overwogen. Direct na de geboorte zal alleszins navelstrengbloed afgenomen worden, zodat bepaald kan worden of de baby de antistoffen heeft overgenomen en maatregelen nodig zijn. 

    • Indien blijkt dat de schildklier van de baby vergroot is (het ligt dan gestrekt met het hoofdje naar achteren), kan er gekozen worden voor een keizersnede. 

    • Na de geboorte zal het kindje regelmatig getest worden op schildklierfunctie (bloedafname) en zal het indien nodig nauwgezet opgevolgd worden (o.m. hartbewaking).


    Verhoogde schildklierwerking (hyperthyreoïdie) tijdens de zwangerschap

    De hormonale veranderingen tijdens de zwangerschap beïnvloeden de werking van de schildklier. Normaal gaat het gehalte van schildklier stimulerend hormoon TSH in het bloed omlaag tijdens het eerste trimester van de zwangerschap. Wanneer die TSH-waarde te sterk daalt, kan dit wijzen op hyperthyreoïdie, een te sterk werkende schildklier, en zal de arts het gehalte schildklierhormoon T4 in het bloed meten en de aanwezigheid van antistoffen tegen het TSH onderzoeken.

    Preventief onderzoek

    Bij volgende vrouwen zal bij het begin van de zwangerschap de schildklierfunctie onderzocht worden door bloedanalyse:
    • familiale of persoonlijke geschiedenis van schildklierfunctiestoornissen of vroegere schildklierchirurgie 
    • symptomen van een schildklierfunctiestoornis of de aanwezigheid van een opgezwollen schildklier (struma)
    • type 1 diabetes of andere auto-immuunziekte 
    • geschiedenis van meerdere miskramen of vroegtijdige bevallingen 
    • geschiedenis van bestraling van hoofd of hals 
    • gebruik van amiodaron of lithium, of recente toediening van jodium houdende contrastmiddelen. 

    Zwangerschapshyperthyreoïdie

    De ziekte van Graves kan tijdens de zwangerschap voor de eerste keer optreden, of terug actief worden bij vrouwen die de ziekte eerder hebben gehad. Bij zwangeren bij wie een verhoogde schildklierwerking wordt vastgesteld, gaat het echter meestal om een door de zwangerschap uitgelokte hyperthyreoïdie, een zogenaamde zwangerschaps-geïnduceerde hyperthyreoïdie, die spontaan verdwijnt en meestal beperkt is tot de eerste helft van de zwangerschap. Zwangerschapshyperthyreoïdie wordt vastgesteld in ongeveer 1 tot 3% van de zwangerschappen. 

    Net zoals de ziekte van Graves gaat een zwangerschapshyperthyreoïdie gepaard met hartkloppingen, angst, trillen van de handen en warmte-intolerantie. 
    Een zwangerschapshyperthyreoïdie kan ook gepaard gaan met ernstige misselijkheid en overgeven vroeg in de zwangerschap, met gewichtsverlies, uitdroging, en ketonurie (dit is de aanwezigheid van ketonen in de urine wordt beschreven. Ketonen worden geproduceerd in het lichaam als onderdeel van de afbraak van vetzuren. Als ze aanwezig zijn in de urine, betekent dit dat het lichaam vet in plaats van koolhydraten verbrandt voor energie). Deze combinatie noemt men in medisch jargon hyperemesis gravidarum. 

    Deze voorbijgaande vorm van zwangerschapshyperthyreoïdie komt meer voor bij een meerlingzwangerschap en kan ook wijzen op een zogenaamde molazwangerschap. Dat is een complicatie waarbij het embryo ernstig is misvormd en is afgestorven, en de placentavlokken zijn opgezwollen waardoor een druifachtig gezwel is ontstaan.

    Behandeling van zwangerschapshyperthyreoïdie 

    De behandeling van zwangerschapshyperthyreoïdie hangt af van de ernst van de symptomen. 

    • Bij vrouwen die veel moeten braken (hyperemesis gravidarum) is de behandeling erop gericht om het braken te verminderen en uitdroging te vermijden. Indien nodig zal intraveneus vocht worden toegediend en is een ziekenhuisopname nodig. 

    Zie: Aanpak van misselijkheid en braken tijdens de zwangerschap www.gezondheid.be/index.cfm?fuseaction=art&art_id=1389

    • Geneesmiddelen om de schildklier te blokkeren (Thyreostatica) worden niet toegediend omdat de schildklierwerking zich na 14-18 weken zwangerschap spontaan normaliseert. 
    Bij ernstige klachten of wanneer de arts vermoedt dat het mogelijk om de ziekte van Graves gaat, zullen soms toch thyreostatica worden toegediend tot zwangerschapsweek 18.